ECLI:NL:RBNNE:2022:4883 - PONT Zorg&Sociaal (2024)

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen

parketnummer 18.136663.22

ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.134465.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2022.

Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Aan verdachte is ten laste gelegd

in de zaak met parketnummer 18/136663-22 dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018 in de gemeente Groningen, en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:

  1. [slachtoffer 1] (PL0100-2017112323, blz 126), tot de afgifte van 3.970,- euro, en/of

  2. [slachtoffer 2] (PL0100-2017241858, blz 153), tot de afgifte van 2.690.- euro, en/of3. [slachtoffer 3] (PL2100-2017243606, blz 180), tot de afgifte van 1.080,- euro, door in strijd met de waarheid

  • gebruik te maken van een of meer valse namen, te weten [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] , en/of

  • met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de websitewww. [website 3] , een of meer advertenties te plaatsen waarin seksuele diensten werden aangeboden en/of

  • daarbij zich voor te doen als zijnde escortdame, en/of

  • met een of meer van voornoemde personen via (het) telefoonnummer(s) [nummer 1] ,

[nummer 2] , [nummer 3] of [nummer 4] een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van verrichten/uitvoeren van en/of het tijdstip van afspreken tot het (laten) verrichten/uitvoeren van en/of betaling van die aangeboden (seksuele) diensten en/of

  • daarbij een bankrekening, te weten [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3] ten name gesteld van [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] op/door te geven, waarop de te betalen geldbedragen konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekeningen hij, verdachte, de beschikking had, en/of

  • voornoemde personen aan te geven dat de betalingen (tevens) bedoeld waren als borg, welke naafloop terug zou worden betaald en/of bedoeld waren om openstaande rekeningen te betalen en/of

  • de indruk te wekken dat zij, [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] , werd bedreigd en/of vastgehoudendoor haar pooier als er niet betaald werd, en/of

  • de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , en/of[slachtoffer 3] , dat hij, verdachte, de aangeboden seksuele diensten na betaling daadwerkelijk zou (laten) verrichten/uitvoeren;

2.

hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018, in de gemeente

Groningen, althans in Nederland, van voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (totaal 57.311,21 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden heeft gehad, en/of voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (totaal 57.311,21 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (totaal

57.311,21 euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;

en in de zaak met parketnummer 18/134465-22 dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 23 maart 2020, te Groningen althans en/of elders in Nederland (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:

  • [slachtoffer 6] (PL0100-2018275409) , tot de afgifte van 350,- euro, en/of

  • [slachtoffer 7] (PL0100-20188221522), tot de afgifte van 1600,- euro, en/of

  • [slachtoffer 8] (PL01500-2019104410), tot de afgifte van 490,- euro, en/of

  • [slachtoffer 9] (PL0100-2019124022), tot de afgifte van 500,- euro, en/of

  • [slachtoffer 10] (PL0600-2019495121), tot de afgifte van 300,- euro, en/of

  • [slachtoffer 11] (PL01600-2020128437), tot de afgifte van 575,- euro, en/of- [slachtoffer 12] (0100-2020026716), tot de afgifte van 1150,- euro immers heeft hij, verdachte:

  • een (aantal) advertentie(s) geplaatst en/of laten plaatsen op [website 3] , waarin een vrouw zichaanbood voor seksuele diensten tegen betaling, op welke advertentie(s) voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] hebben gereageerd, en/of

  • een afspraak gemaakt voor seks tegen betaling met voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of (daarbij) gezegd dat die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] alvast het bedrag voor de seksuele diensten en/of een borg (in verband met de veiligheid) moesten overmaken, waardoor voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] werd(en) bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedragen;

2.

hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 23 maart 2020, te Groningen, althans in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) van:

  • [slachtoffer 6] (PL0100-2018275409) , 350,- euro en/of

  • [slachtoffer 7] (PL0100-20188221522), 1600,- euro en/of

  • [slachtoffer 8] (PL01500-2019104410), 490,- euro en/of

  • [slachtoffer 9] (PL0100-2019124022), 500,- euro en/of

  • [slachtoffer 10] (PL0600-2019495121), 300,- euro en/of

  • [slachtoffer 11] (PL01600-2020128437), 575,- euro en/of- [slachtoffer 12] (0100-2020026716), 1150,- euro en/of terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 23 maart 2020, te Groningen althans en/of elders in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) van:

  • [slachtoffer 6] (PL0100-2018275409) , 350,- euro, en/of

  • [slachtoffer 7] (PL0100-20188221522), 1600,- euro, en/of

  • [slachtoffer 8] (PL01500-2019104410), 490,- euro, en/of

  • [slachtoffer 9] (PL0100-2019124022), 500,- euro, en/of

  • [slachtoffer 10] (PL0600-2019495121), 300,- euro, en/of

  • [slachtoffer 11] (PL01600-2020128437), 575,- euro, en/of- [slachtoffer 12] (0100-2020026716), 1150,- euro, en/of

heeft verworven en/of voorhanden gehad terwijl hij wist, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf en hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Geldigheid van de dagvaarding

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/134465-22

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 primair niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van lid 1 van dit artikel behelst de inleidende dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de inleidende dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling moet voortdurend in het oog worden gehouden dat de vraag centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. De opgave van het feit moet duidelijk en begrijpelijk, niet innerlijk tegenstrijdig en voldoende feitelijk zijn. Bij de verdachte mag er - tegen de achtergrond van het strafdossier en het voorbereidend onderzoek - redelijkerwijs geen twijfel over bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten.

In de tenlastelegging wordt niet omschreven welke handelingen verdachte worden verweten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de opgave van het ten laste gelegde onvoldoende feitelijk. Dit betekent dat de inleidende dagvaarding wat betreft het onder 2 primair ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer

18/136663-22 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, alsmede voor de in die zaak 5 ad informandum gevoegde feiten en voor het in de zaak met parketnummer 18/134465-22 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.

Oordeel van de rechtbank

in de zaak met parketnummer 18/136663-22

De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte

d.d. 29 augustus 2018, opgenomen op pagina 360 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R018063 (onderzoek ‘EDSEL’) d.d. 13 november 2018, inhoudend de verklaring van verdachte;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte

d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 365 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte

d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 374 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;

4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 7 maart 2018, opgenomen oppagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van

[slachtoffer 1] ;

5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 11 september 2017,opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;

6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever

d.d. 1 maart 2018, opgenomen op pagina 155 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;

7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 november 2017,opgenomen op pagina 180 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;

8. een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 7 november 2018, opgenomen oppagina 286 e.v. van voornoemd dossier.

Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

in de zaak met parketnummer 18/134465-22

De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Alle bewijsmiddelen zijn opgenomen in het (ongenummerde) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2018102 (onderzoek ‘MAXWELL’).

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 18 oktober 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :

Op de sekssite, ik dacht [website 1] of [website 2] , kwam ik een dame tegen die ik wilde bestellen om seks mee te hebben. De dame adverteerde onder de naam [naam 4] . Op

12 oktober (de rechtbank begrijpt: 2018) heb ik contact gezocht met deze dame. Wij zijn vervolgens overeengekomen dat ik als borg een bedrag van 350 euro zou betalen. Ik heb vervolgens genoemd bedrag overgeboekt naar een bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] t.n.v. [medeverdachte 2] . Uiteindelijk is er, ook na aandringen van mijn kant, geen afspraak gevolgd met deze dame. Bij deze WhatsAppcontacten werd gebruik gemaakt door de dame van het telefoonnummer [nummer 5] .

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 augustus 2018 metbijlagen, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] :

Eind oktober/begin november 2017 heb ik via [website 3] op erotische sites gezocht naar sekscontacten. Op mijn oproep reageerde al snel iemand. Al snel werd in een Appbericht aangegeven, dat ik eerst moest betalen. Ik kreeg via de App een foto van een ING-bankpas met daarop het rekeningnummer [rekeningnummer 5] . Ik moest het geld naar deze rekening overmaken. Dit rekeningnummer staat op naam van [medeverdachte 1] . Dit was een bedrag van € 150,00. Dat bedrag heb ik op 2 november 2017 overgemaakt. Toen kreeg ik via de App te horen, dat ik € 250,00 moest overmaken naar hetzelfde rekeningnummer. Ik heb toen op genoemde datum dit bedrag ook overgemaakt. Ik heb toen weer via de App contact gezocht en er werd mij verteld, dat ik nogmaals € 150,00 over moest maken, maar na het overmaken van dit bedrag was het weer stil en kreeg ik verder geen melding op de App. Wel heeft men mij een App gestuurd, waarin stond dat het geld voor een borgstelling was en dat ik het wel zou terug krijgen. Ik heb op 3 november 2017 weer via de App contact gezocht met de persoon, die mij steeds had geappt. Ik kreeg via de App te horen dat alles zou worden geregeld, als ik nogmaals zou betalen. Ik heb die dag tot 3 keer toe een bedrag van € 350,00 overgemaakt naar het eerder genoemde bankrekeningnummer op naam van [medeverdachte 1] .

Ik ben er door de mooie verhaaltjes en beloften in de berichten ingeluisd. Ik heb van de afschrijvingen van mijn bankrekening een kopie gemaakt en stel u dat ter beschikking voor het onderzoek, zo ook een foto van de bankpas.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 18 april 2019 met bijlagen,inhoudend als verklaring van [slachtoffer 8] :

Ik doe aangifte van oplichting middels de internetsite www. [website 3] . Op 15 april 2019 bezocht ik bovengenoemde website omdat ik een vrouw zocht waar ik intiem mee kon zijn, tegen betaling. Ik stuurde mijn bericht naar het telefoonnummer dat bij de advertentie stond. Dit was het telefoonnummer [nummer 5] (de rechtbank leest: [nummer 5] ). De persoon die ik een bericht stuurde, reageerde dat het 150 euro per uur kostte. Ik maakte 150 euro over naar het rekeningnummer [rekeningnummer 6] . Vervolgens gaf de persoon via de app aan dat ik ook 350 euro borg moest betalen voor de dame. Als de dame dan was geweest kreeg ik de 350 euro borg terug. Ik maakte 90 euro over naar bovengenoemde rekeningnummer, tien minuten later maakte ik nog eens 250 euro over naar dit rekeningnummer. Ik belde via WhatsApp naar het telefoonnummer [nummer 5] . Ik hoorde dat een man opnam. Ik vertelde dat ik af wilde zien van de dame en dat ik mijn geld terug wilde. De man bleef smoesjes verzinnen en ik kreeg mijn geld niet terug. Ik overhandig u de bankafschriften van de 490 euro welke ik in drie keer heb overgemaakt naar de dader.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 26 mei 2019 met bijlagen, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 8] :

Op 22 mei 2019 kreeg ik via WhatsApp een telefoongesprek binnen van een voor mij onbekend telefoonnummer. Ik hoorde dat het de man was die mij gebeld had toen met de fraude. Ik heb toen snel de camera van mijn telefoon geopend en zag een man op het beeldscherm komen die tegen mij sprak. Ik heb hier snel printscreens van gemaakt. Deze printscreens geef ik u nu ter ondersteuning van het onderzoek. Het telefoonnummer waar hij nu mee belde is: [nummer 6] (de rechtbank begrijpt:

[nummer 6] ).

Opmerking verbalisant: Aangever liet mij zijn mobiele telefoon zien waarop hij de foto's had staan. Hij was niet in de gelegenheid deze aan mij door te sturen dus heb ik een foto met mijn dienstcamera gemaakt van het beeldscherm. Ik zag ook dat er een foto was waarin een kleine beeldje van aangever in de linkerbovenhoek stond. Je zag dat de twee dus contact hadden.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 16 mei 2019 met bijlagen,inhoudend als verklaring van [slachtoffer 9] :

Op 4 mei 2019 zag ik op [website 3] een advertentie van een escortservice. Ik wilde gebruik maken van die escortservice en dus heb ik een app gestuurd naar het mobiele nummer dat bij de advertentie stond. Dit was het nummer [nummer 5] . Wij zijn toen overeengekomen dat de escort, [naam 5] uit Groningen, op 5 mei 2019 om 21:00 uur bij mij thuis zou komen. Ik moest een bedrag van € 150,overmaken op rekeningnummer [rekeningnummer 7] . Ik heb het bedrag naar haar overgemaakt op 4 mei 2019 t.n.v. [medeverdachte 3] . Toen ze het bedrag had ontvangen, appte ze ineens dat ik nog eens € 350,- moest overmaken als borg voor haar veiligheid. Ik heb het overgemaakt op hetzelfde rekeningnummer. Het gesprek ging op 5 mei 2019 verder. Zij appte toen dat de borg niet € 350,- was, maar € 1.350,-. Ik had er geen vertrouwen meer in. Ik heb haar gevraagd om mijn geld terug te storten omdat ik geen gebruik meer wilde maken van haar diensten. Zij appte dat dat niet kon, alleen als ik die

€ 1.000,- alsnog zou overmaken, dan zou ik het hele bedrag terug krijgen. Ik heb wel een aantal schermafbeeldingen gemaakt van het appgesprek, om bij het proces-verbaal te voegen.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 6 november 2019 metbijlagen, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 10] :

Op 22 oktober 2019 bezocht ik de site [website 3] . Op deze site zag ik een advertentie voorbijkomen waarin escortdiensten aangeboden werden en hierbij stond een foto van een vrouw. Bij de advertentie stond ook het volgende 06-nummer vermeld: [nummer 6] . Via WhatsApp heb ik contact gehad met dit telefoonnummer. Tijdens het gesprek spraken wij af om elkaar te ontmoeten voor een seksdate. De persoon schreef mij dat ik dan eerst een bedrag van 300 euro diende over te maken voor de diensten. Als ik het geld over zou maken dan zou ik daarna meteen de locatie, datum en tijdstip van de ontmoeting doorkrijgen. Ik heb vervolgens via internetbankieren eerst 100 en daarna

200 euro overgemaakt naar de

bankrekening die de persoon aan mij had opgegeven. Het betreft de bankrekening [rekeningnummer 8] en daarbij stond de volgende naam: [medeverdachte 4] . Hierna stuurde de persoon mij echter geen locatie, datum en tijdstip door. Tijdens het gesprek gaf de persoon vervolgens aan dat ik eerst nog 500 euro borg over moest maken alvorens deze gegevens te krijgen. Ik kreeg toen het gevoel dat het allemaal niet klopte en dat ik waarschijnlijk opgelicht was. Op 23 oktober 2019 stuurde ik een bericht waarin ik aangaf dat ik de afspraak wilde annuleren en dat ik mijn 300 euro terug wilde. De persoon schreef mij dat als ik 500 euro borg over zou maken, ik dan het gehele bedrag van 800 euro teruggestort zou krijgen.

Van het gesprek in de WhatsApp zijn screenshots en deze kunt u bij de aangifte voegen.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 5 april 2020 met bijlagen,inhoudend als verklaring van [slachtoffer 11] :

Via een website kwam ik in contact met een dame. Ik betaalde 575 euro om met haar af te spreken. Ik heb haar vervolgens nooit ontmoet want ze kwam niet opdagen. Schijnbaar was ik dus opgelicht. Nu word ik nog steeds gebeld door hetzelfde telefoonnummer dat ik meer geld over moet maken via de Western Union bank. Dat gaat naar Marokko. Daarna zou ik pas mijn geld terugkrijgen. Het bedrag van 575 euro moest ik overmaken naar [rekeningnummer 8] op naam van [medeverdachte 4] .

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 januari 2020 met bijlagen,inhoudend als verklaring van [slachtoffer 12] :

Op zondag 26 januari 2020 kwam ik het telefoonnummer [nummer 6] tegen met de naam [naam 5] . Ik had geruime tijd geleden deze naam en dit telefoonnummer eens ingevoerd op mijn telefoon toen ik dit nummer tegenkwam op de site van ' [website 3] '. Op zondagavond wilde ik graag contact met een dame en ik heb deze [naam 5] toen een bericht gestuurd via WhatsApp. Ik kreeg antwoord van deze [naam 5] en wij kwamen via WhatsApp overeen dat zij mij een bezoek zou brengen. Hiervoor was het nodig dat ik het geld voor deze escortdienst van tevoren aan haar zou overmaken. Ik las in haar bericht verder dat ik de 150 euro diende over te maken naar het volgende IBAN-nummer:

[rekeningnummer 8] ten name van [medeverdachte 4] .

Kort daarna zag ik dat [naam 5] schreef dat ik was vergeten om de borg van 500 euro over te maken. Ik las ook dat ze schreef dat de 500 euro borg te maken had met het feit dat ze een keer het mes op de keel had gehad en dat dit een soort veiligheidsmaatregel was. Ik heb toen meteen ook de 500 euro overgemaakt naar hetzelfde nummer. Ik zag dat [naam 5] schreef dat ik de 500 euro nog een keer moest overmaken met het referentienummer in de omschrijving en dat ze dan maandagavond bij haar bezoek aan mij het geld weer terug zou geven. Ik zag dat ze dan 1.000 euro aan mij terug zou geven. Ik heb toen nog een keer 500 euro aan [naam 5] op hetzelfde, hierboven genoemde, bankrekeningnummer overgemaakt. Ik lever bij deze aangifte het volledige WhatsApp-gesprek met [naam 5] aan.

9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen

d.d. 19 september 2018, inhoudend als relaas van verbalisant:

Op 19 september 2018 hoorde ik verdachte [medeverdachte 1] . In zijn verklaring geeft de verdachte aan dat de persoon aan wie hij zijn bankpas eind vorig jaar ter beschikking heeft gesteld een zekere [naam 7] is. Deze persoon zou woonachtig zijn aan de [adres] en 21 tot 24 jaar oud zijn. Ik heb hierop een zoekslag gemaakt in de politie-systemen en gekeken wie er op de [adres] staat ingeschreven. Eén van deze personen blijkt te zijn: [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2019 metbijlagen, inhoudend als relaas van verbalisant:

Uit de vorige onderzoeken naar [verdachte] , geboren [geboortedatum] , te weten Elska NN2R2017024 en Edsel - NN2R018063 zijn mij diverse gegevens met betrekking tot [verdachte] bekend. Zo is het telefoonnummer dat [verdachte] momenteel gebruikt bekend ( [nummer 5] ), ben ik op de hoogte van zijn werkwijze en weet ik hoe [verdachte] eruit ziet.

Op 18 april 2019 heeft de heer [slachtoffer 8] aangifte gedaan van oplichting middels [website 3] . [slachtoffer 8] heeft gereageerd op een advertentie, waarin een vrouw haar diensten aanbood. Het telefoonnummer dat in de advertentie werd genoemd was [nummer 5] . Op 22 mei 2019 is [slachtoffer 8] aanvullend gehoord over deze aangifte. Hij gaf in dit verhoor aan dat hij over de genoemde oplichting telefonisch is benaderd door een man. Tijdens dit telefonisch contact heeft de aangever de camera van de telefoon geopend en een aantal foto's gemaakt van de man die hem belde. Deze zijn bij het verhoor gevoegd. De man op de foto's herken ik als [verdachte] , geboren [geboortedatum] . De genoemde foto's zal ik als bijlage bij dit proces-verbaal voegen.

11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019 metbijlagen, inhoudend als relaas van verbalisant:

Uit de vorige onderzoeken naar [verdachte] , geboren [geboortedatum] , (Elska -NN2R2017024 en Edsel -NN2R018063) is gebleken dat één van de wijzen waarop [verdachte] slachtoffers maakt, bestaat uit het plaatsen van advertenties op diverse sites, o.a. [website 3] . [verdachte] doet zich hierin voor als vrouw die zich aanbiedt voor betaalde seks. Hiervoor zijn verschillende telefoonnummers gebruikt.

In de aangifte van [slachtoffer 6] in het huidige onderzoek wordt het telefoonnummer [nummer 5] genoemd. [slachtoffer 6] geeft aan dat hij WhatsAppcontacten heeft gehad met dit telefoonnummer. Met dit telefoonnummer heeft [verdachte] ook contact gehad met verdachte

[medeverdachte 2] . Tijdens het verhoor op 15 oktober 2018 is zelfs contact gezocht met

[medeverdachte 2] door [verdachte] . [medeverdachte 2] heeft zijn bankrekening beschikbaar gesteld aan [verdachte] , en werd hierdoor zelf een verdachte.

Op 24 januari 2019 heb ik een controle gedaan op de advertentiesite [website 3] om te controleren of

[verdachte] momenteel advertenties op de site heeft staan. Ik heb hiervoor het telefoonnummer [nummer 5] gebruikt. Ik heb het telefoonnummer ingevoerd op het beginscherm van de advertentiesite [website 3] . Er kwamen 4 advertenties naar voren. Het was direct te zien dat het om erotische advertenties ging. Ik heb de advertenties als bijlage bijgevoegd.

12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2020,inhoudend als relaas verbalisant:

Aangever [slachtoffer 10] heeft naar aanleiding van een advertentie op de site [website 4] WhatsAppcontact met het telefoonnummer [nummer 6] opgenomen. Van dit telefoon-nummer is mij bekend dat deze bij [verdachte] in gebruik is.

13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen

d.d. 11 februari 2020 met bijlagen, inhoudend als relaas van verbalisant:

Aangevers [slachtoffer 10] en [slachtoffer 12] hebben bij hun aangiftes overzichten van hun WhatsAppgesprekken met verdachte gevoegd. In deze gesprekken heeft verdachte een aantal screenshots van gesprekken met andere "klanten" naar de aangevers gestuurd. De screenshots zijn exact hetzelfde. Ik voeg ze bij als bijlage. Ik heb de andere aangiftes in het onderzoek gescreend op WhatsAppgesprekken en zag dat één van de screenshots tevens een bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 6] betreft. Deze screenshot voeg ik ook als bijlage bij.

14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte

d.d. 15 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :

V (vraag verbalisant): Zegt de naam [naam 5] u iets?

A (antwoord verdachte): Ja, dit zegt mij wel iets. Deze meid heeft op een site genaamd [website 3] gestaan.

V: Zegt het telefoonnummer [nummer 5] u iets?

A: Nee.

V: Dit nummer behoort bij een prepaid simkaart. Kunt u hier iets over verklaren?

A: Ik heb weleens een prepaid simkaart voor een vriendin gekocht. Dit is ongeveer zes maanden geleden.

V: Wie is deze vriendin waar u de simkaart voor heeft gekocht?

A: Dat is die vrouw uit Marokko. Deze vrouw ken ik via [website 3] via contact-advertenties. Zij heet [naam 6] . Ik heb het idee dat zij daar gedwongen wordt vastgehouden door personen. Ik wilde haar helpen en besloot geld over te maken via money transfers.

V: De aangever heeft een conversatie, in de vorm van tekstberichten middels WhatsApp, gehad met deze [naam 5] . Hierbij is het telefoonnummer [nummer 5] gebruikt. Heeft u de advertentie op [website 3] geplaatst?

A: Nee, maar ik heb weleens een advertentie voor [naam 6] op [website 3] geplaatst, een contactadvertentie voor mannen. Het betrof een erotische advertentie.

V: Heeft u alleen de advertentie geplaatst of heeft u daarna ook contact gehad met mensen?

A: Alleen de advertentie geplaatst in opdracht van [naam 6] .

V: Kent u het bankrekeningnummer [rekeningnummer 7] ?

A: Die ken ik wel. Dat was een rekening van mijn vader. Mijn vader is drie jaar geleden overleden. Ik heb destijds deze rekening over laten schrijven op mijn naam. Ik heb de bankpas en pincode opgestuurd naar [naam 6] . Begin dit jaar zag ik dat er meerdere keren geld was gestort op de rekening door allerlei mannen. Ik weet nog dat de bankpas naar Marrakech opgestuurd moest worden.

V: Wat hebt u met het geld gedaan?

A: Dat heb ik naar [naam 6] overgemaakt.

15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte

d.d. 17 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 4] :

V: Er is aangifte gedaan waarbij twee personen benadeeld zijn in twee oplichtingszaken. Zij hebben geld overgemaakt naar een Moneyou-rekening. Deze rekening staat op naam van jou. Wat kun je hier over zeggen?

A: Ik heb een vriendin gehad. Zij verbleef destijds in Marokko. Zij vroeg mij of ik haar wilde helpen. Ze heeft aangegeven dat ze vastzit in Marokko. Ook vroeg ze mij of ik een rekening wilde openen. Ik heb toen een Moneyou-rekening geopend en heb via een internationaal payment geld naar haar toegestuurd. Ik heb meerdere keren geld overgemaakt. Ik dacht dat ik met een vrouw te maken had. De dame heet [naam 6] . Haar telefoonnummer is [nummer 6] .

Ik zag dat er verschillende keren geld op de rekening werd gezet.

Opmerking verbalisant: er is een totaalbedrag van € 7.151,00 gestort/overgemaakt op de Moneyou bankrekening. Dit aan de hand van de omschrijvingen: Fun, Borg, Dikke Kus.

Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van oplichting en eenvoudig witwassen. De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/134465-22 onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 18/136663-22

1.

hij in de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018 in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:

  1. [slachtoffer 1] tot de afgifte van 3.970,- euro, en

  2. [slachtoffer 2] tot de afgifte van 2.690,- euro, en3. [slachtoffer 3] tot de afgifte van 1.080,- euro, door in strijd met de waarheid

  • gebruik te maken van een of meer valse namen, te weten [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] , en

  • met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de websitewww. [website 3] , een of meer advertenties te plaatsen waarin seksuele diensten werden aangeboden en

  • daarbij zich voor te doen als zijnde escortdame, en

  • met een of meer van voornoemde personen via telefoonnummers [nummer 1] ,

[nummer 2] , [nummer 3] of [nummer 4] een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van verrichten/uitvoeren van en/of het tijdstip van afspreken tot het verrichten/uitvoeren van en/of betaling van die aangeboden seksuele diensten en

  • daarbij een bankrekening, te weten [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] of [rekeningnummer 3] door te geven, waarop de te betalen geldbedragen konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekeningen hij, verdachte, de beschikking had, en

  • voornoemde personen aan te geven dat de betalingen tevens bedoeld waren als borg, welke naafloop terug zou worden betaald en/of bedoeld waren om openstaande rekeningen te betalen en/of

  • de indruk te wekken dat zij, [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] , werd bedreigd en/of vastgehoudendoor haar pooier als er niet betaald werd, en

  • de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , en/of[slachtoffer 3] , dat hij, verdachte, de aangeboden seksuele diensten na betaling daadwerkelijk zou laten verrichten/uitvoeren;

2.

hij in de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018 in Nederland, van voorwerpen, te weten geldbedragen (totaal 57.311,21 euro), de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld, en heeft verhuld wie die voorwerpen voorhanden heeft gehad, en voorwerpen, te weten geldbedragen (totaal 57.311,21 euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;

in de zaak met parketnummer 18/134465-22

1.

hij in de periode van 31 oktober 2017 tot en met 23 maart 2020 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten:

  • [slachtoffer 6] tot de afgifte van 350,- euro, en

  • [slachtoffer 7] tot de afgifte van 1600,- euro, en

  • [slachtoffer 8] tot de afgifte van 490,- euro, en

  • [slachtoffer 9] tot de afgifte van 500,- euro, en

  • [slachtoffer 10] tot de afgifte van 300,- euro, en

  • [slachtoffer 11] tot de afgifte van 575,- euro, en- [slachtoffer 12] tot de afgifte van 1150,- euro, immers heeft hij, verdachte:

  • een aantal advertenties geplaatst of laten plaatsen op [website 3] , waarin een vrouw zich aanboodvoor seksuele diensten tegen betaling, op welke advertenties voornoemde [slachtoffer 6] en

[slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] hebben gereageerd, en

- een afspraak gemaakt voor seks tegen betaling met voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en[slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en daarbij gezegd dat die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] alvast het bedrag voor de seksuele diensten en/of een borg (in verband met de veiligheid) moesten overmaken, waardoor voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] werden bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedragen;

2.

hij in de periode van 31 oktober 2017 tot en met 23 maart 2020 in Nederland, meermalen, een voorwerp, te weten een geldbedrag, van:

  • [slachtoffer 6] 350,- euro, en

  • [slachtoffer 7] 1600,- euro, en

  • [slachtoffer 8] 490,- euro, en

  • [slachtoffer 9] 500,- euro, en

  • [slachtoffer 10] 300,- euro, en

  • [slachtoffer 11] 575,- euro, en- [slachtoffer 12] 1150,- euro,

heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

in de zaak met parketnummer 18/136663-22:

  1. oplichting, meermalen gepleegd;

  2. primair van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

in de zaak met parketnummer 18/134465-22:

  1. oplichting, meermalen gepleegd;

  2. subsidiair eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, alsmede de in die zaak ad informandum gevoegde feiten en het in de zaak met parketnummer 18/134465-22 onder

1 en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.

Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de in de zaak met parketnummer 18/136663-22 ad informandum gevoegde feiten 4, 5 en 6, die hiermee zijn afgedaan. Verdachte heeft deze feiten tijdens het verhoor bij de politie uitdrukkelijk erkend. Ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten 3 en 7 heeft de rechtbank geen bekennende verklaring van verdachte in het dossier aangetroffen.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan oplichting van meerdere slachtoffers en (eenvoudig) witwassen van geld afkomstig van deze oplichtingen. Hij deed zich voor als escortdame en kwam via advertenties op het internet in contact met mannen die een seksafspraak wilden maken. Verdachte liet de mannen vooraf onder meer een borg betalen en liet dit overmaken op bankrekeningen van anderen, zogenaamde geldezels. Hij wekte richting de slachtoffers onder meer de indruk dat de escortdame werd bedreigd of werd vastgehouden door haar pooier als de borg niet werd voldaan. Door zo te handelen heeft verdachte de slachtoffers bespeeld en financieel benadeeld, in totaal voor een bedrag van ruim € 60.000,-. Door het geld wit te wassen heeft verdachte het mogelijk gemaakt dat crimineel geld in het legale verkeer is gebracht. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij enkel heeft gedacht aan zijn eigen financieel gewin.

Omdat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en er geen reclasseringsadvies ligt, is er niets bekend over de huidige persoonlijke omstandigheden die de rechtbank bij de strafoplegging mee kan wegen. Verdachte heeft in 2018 bij de politie verklaard dat hij een gokverslaving heeft en na een eerdere veroordeling voor oplichting gewoon is doorgegaan. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij tegen deze veroordeling in beroep is gegaan.

Ten gunste van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de afronding van de onderzoeken en de behandeling van de zaken op zitting.

Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen Apple iPhone vatbaar voor verbeurdverklaring nu met behulp van dit voorwerp het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18/134465-22 onder 1 bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp toebehoort aan verdachte.

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

in de zaak met parketnummer 18/136663-22

  1. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 1.180,- ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  2. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 4.704,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  3. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 2.690,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  4. [slachtoffer 13] , tot een bedrag van € 270,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  5. [slachtoffer 14] , tot een bedrag van € 6.034,30 ter vergoeding van materiële schade en eenbedrag van € 1.200,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  6. [slachtoffer 15] , tot een bedrag van € 792,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

in de zaak met parketnummer 18/134465-22

[slachtoffer 8] , tot een bedrag van € 490,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen geheel voor toewijzing vatbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Oordeel van de rechtbank vordering [slachtoffer 3]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden. [slachtoffer 3] heeft weliswaar op het schadevergoedingsformulier ingevuld dat het om immateriële schade gaat, maar uit de aangifte en het overzicht dat bij het

schadevergoedingsformulier is gevoegd, blijkt dat het materiële schade betreft. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 november 2017.

vordering [slachtoffer 1]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 bewezen verklaarde. Gelet op de aangifte en het daarbij gevoegde overzicht met bankafschrijvingen, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.970,-, het bedrag dat in de tenlastelegging is vermeld. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2017. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.

vordering [slachtoffer 2]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden. Ook [slachtoffer 2] heeft ingevuld dat het om immateriële schade gaat, maar ook hier blijkt uit de aangifte en het daarbij gevoegde overzicht met bankafschrijvingen, dat het materiële schade (betaalde borg) betreft. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 september 2017.

vordering [slachtoffer 13]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit 4. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2018.

vordering [slachtoffer 14]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit 5. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij [slachtoffer 14] voor een bedrag van

€ 4.000,- tot € 5.000,- heeft benadeeld. [slachtoffer 14] heeft aan materiële schade een bedrag van €

6.034,30 gevorderd, bestaande uit de posten ‘Tele2 abonnement 2 jaar’ ad € 1.339,60,

‘T-Mobile abonnement 2 jaar’ ad € 1.123,20, ‘1 jaar collegegeld’ ad € 1.071,50, ‘creditcard schuld’ ad €

2.000,- en ‘extra kosten voor tel. rekeningen + telefoonverzekeringen’ ad

€ 500,-. De rechtbank zal de post “Tele2 abonnement 2 jaar” afwijzen omdat niet uit de aangifte volgt dat benadeelde partij (ook) een abonnement bij Tele2 heeft afgesloten. Ook zal de rechtbank de post ‘collegegeld’ afwijzen, omdat zij niet aannemelijk acht dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde strafbare feit. De post ‘extra kosten voor tel. rekeningen + telefoonverzekeringen’ zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 53,85 voor de verzekeringspremie. Voor het overige zal de rechtbank deze post afwijzen nu deze niet is onderbouwd dan wel niet aannemelijk is dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde strafbare feit.

[slachtoffer 14] heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en paniek, zoals de benadeelde partij heeft gesteld, vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.

Dit betekent dat de vordering van [slachtoffer 14] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.177,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022.

vordering [slachtoffer 15]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit 6. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2018.

vordering [slachtoffer 8]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden. [slachtoffer 8] heeft zijn vordering ter terechtzitting van

5 december 2022 toegelicht en aangegeven dat het schadebedrag betrekking heeft op de door hem aan verdachte betaalde borg. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 18/134465-22 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 april 2019.

schadevergoedingsmaatregel

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

veroordeling in de kosten

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 326, 420bis, 420bis.1 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

Verklaart in de zaak met parketnummer 18/134465-22 de dagvaarding wat betreft het onder 2 primair ten laste gelegde nietig.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/136663-22 onder 1 en 2 primair en het in de zaak met parketnummer 18/134465-22 onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen GSM (omschrijving: 1046167, wit, merk Apple iPhone).

Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/136663-22:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 1.180,- (zegge: elfhonderd tachtig euro);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2017 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.180,- (zegge: elfhonderd tachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2017 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 3.970,- (zegge: drieduizend negenhonderdzeventig euro);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Wijst de vordering voor het overige af.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.970,- (zegge: drieduizend negenhonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2017 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 49 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 2.690,- (zegge: tweeduizend zeshonderdnegentig euro);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.690,- (zegge: tweeduizend zeshonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2017 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van het ad informandum gevoegde feit 4 in de zaak met parketnummer 18/136663-22:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] toe en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 270,- (zegge: tweehonderdzeventig euro);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 13] aan de Staat te betalen een bedrag van € 270,- (zegge: tweehonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van het ad informandum gevoegde feit 5 in de zaak met parketnummer 18/136663-22:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 3.177,05 (zegge: drieduizend honderdzevenenzeventig euro en vijf cent);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Wijst de vordering voor het overige af.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 14] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.177,05 (zegge: drieduizend honderdzevenenzeventig euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 41 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van het ad informandum gevoegde feit 6 in de zaak met parketnummer 18/136663-22:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] toe en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 792,- (zegge: zevenhonderdtweeënnegentig euro);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam benadeelde partij] aan de Staat te betalen een bedrag van € 792,- (zegge: zevenhonderdtweeënnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 18/134465-22:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe en veroordeelt verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen:

  • het bedrag van € 490,- (zegge: vierhonderdnegentig euro);

  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2019 tot de dag van algehele voldoening;

  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat te betalen een bedrag van € 490,- (zegge: vierhonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2022.

Mr. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

ECLI:NL:RBNNE:2022:4883 - PONT Zorg&Sociaal (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Moshe Kshlerin

Last Updated:

Views: 5838

Rating: 4.7 / 5 (57 voted)

Reviews: 88% of readers found this page helpful

Author information

Name: Moshe Kshlerin

Birthday: 1994-01-25

Address: Suite 609 315 Lupita Unions, Ronnieburgh, MI 62697

Phone: +2424755286529

Job: District Education Designer

Hobby: Yoga, Gunsmithing, Singing, 3D printing, Nordic skating, Soapmaking, Juggling

Introduction: My name is Moshe Kshlerin, I am a gleaming, attractive, outstanding, pleasant, delightful, outstanding, famous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.